'Met taal vind je je plek in de maatschappij'
In 2022 zijn in de hele regio extra Taalcafés opgezet én het aantal Taalmaatjes is uitgebreid. Inwoners die niet zijn opgegroeid met de Nederlandse taal, weten de weg naar de bibliotheek goed te vinden. ‘Nu ik zekerder ben van mijn Nederlands, maak ik makkelijker contact met anderen.’
Viji Kanesharajah, kortweg Viji, kwam 26 jaar geleden naar Nederland. Ze sprak alleen Tamil en leerde Nederlands op het ROC. Daarna richtte ze zich vooral op het leven thuis en de opvoeding van de kinderen. Viji: ‘Toen zij groter werden, ging ik in de zorg werken, maar liep daar al snel tegen een paar dingen aan. Ik wilde beter worden in de Nederlandse taal.’ Viji kwam naar het Taalcafé. Wekelijks komen hier mensen samen om met elkaar in gesprek te gaan en zo de taal te leren. Het gaat om mensen die hun eigen land ontvlucht zijn, maar ook om mensen die voor hun werk of de liefde naar Nederland zijn gekomen.
Janke van den Berg is er vrijwilliger. Ze is bovendien alweer vier jaar het zogenoemde taalmaatje van Viji. ‘We beginnen altijd als groep met een bepaald onderwerp. Verkeer bijvoorbeeld, de Lente of Koningsdag. Daarna gaan we in groepjes uit elkaar. De groepjes mogen doorpraten over het onderwerp, maar ook zelf bepalen waar ze het over willen hebben. Vaak hebben ze vragen waarbij de vrijwilligers en de andere deelnemers kunnen helpen. Over lidwoorden bijvoorbeeld of uitspraak.’ Janke: ‘Humor helpt. Dat houdt het luchtig.’ Ze geeft een voorbeeld. ‘Ik was laatst met een meneer in gesprek die alleen Arabisch sprak. Ik had er een boek bij gepakt met plaatjes en fonetisch uitgeschreven Arabische woorden. Ik probeerde ze uit te spreken, maar zei natuurlijk van alles verkeerd. Die wederkerigheid is grappig en laat zien dat niemand een taal in één keer vloeiend spreekt.’
Viji Kanesharajah, kortweg Viji, kwam 26 jaar geleden naar Nederland. Ze sprak alleen Tamil en leerde Nederlands op het ROC. Daarna richtte ze zich vooral op het leven thuis en de opvoeding van de kinderen. Viji: ‘Toen zij groter werden, ging ik in de zorg werken, maar liep daar al snel tegen een paar dingen aan. Ik wilde beter worden in de Nederlandse taal.’ Viji kwam naar het Taalcafé. Wekelijks komen hier mensen samen om met elkaar in gesprek te gaan en zo de taal te leren. Het gaat om mensen die hun eigen land ontvlucht zijn, maar ook om mensen die voor hun werk of de liefde naar Nederland zijn gekomen.
Janke van den Berg is er vrijwilliger. Ze is bovendien alweer vier jaar het zogenoemde taalmaatje van Viji. ‘We beginnen altijd als groep met een bepaald onderwerp. Verkeer bijvoorbeeld, de Lente of Koningsdag. Daarna gaan we in groepjes uit elkaar. De groepjes mogen doorpraten over het onderwerp, maar ook zelf bepalen waar ze het over willen hebben. Vaak hebben ze vragen waarbij de vrijwilligers en de andere deelnemers kunnen helpen. Over lidwoorden bijvoorbeeld of uitspraak.’ Janke: ‘Humor helpt. Dat houdt het luchtig.’ Ze geeft een voorbeeld. ‘Ik was laatst met een meneer in gesprek die alleen Arabisch sprak. Ik had er een boek bij gepakt met plaatjes en fonetisch uitgeschreven Arabische woorden. Ik probeerde ze uit te spreken, maar zei natuurlijk van alles verkeerd. Die wederkerigheid is grappig en laat zien dat niemand een taal in één keer vloeiend spreekt.’
Trots
Elke week na het Taalcafé spreken Janke en Viji af om met z’n tweeën verder te gaan. Ze lezen bijvoorbeeld samen. Viji: ‘Ik hou van historische romans. Janke helpt me om ze goed te begrijpen. We lezen ook de Starterskrant. Dat is een weekkrant met nieuws, maar dan in begrijpelijkere taal dan de gewone krant.’
Elke week na het Taalcafé spreken Janke en Viji af om met z’n tweeën verder te gaan. Ze lezen bijvoorbeeld samen. Viji: ‘Ik hou van historische romans. Janke helpt me om ze goed te begrijpen. We lezen ook de Starterskrant. Dat is een weekkrant met nieuws, maar dan in begrijpelijkere taal dan de gewone krant.’
Janke: ‘En we praten met elkaar over gewone dingen, maar dan wel om te oefenen. Ik vraag bijvoorbeeld aan Viji: ‘Wat ga je vanavond eten?’ en ‘Wat heb je gisteren gegeten?’ En dan antwoordt zij in de juist tijdsvorm. Viji kreeg door het Taalcafé en haar gesprekken met Janke meer zelfvertrouwen. ‘Ik vond het altijd zo moeilijk. Nederlanders spreken snel en ik durfde het nooit te zeggen als ik iets niet begreep. Ik heb er wel eens om moeten huilen, zo schaamde ik me. Nu durf ik zelf contacten te leggen en vraag ik het als ik iets niet versta.’ Janke: ‘Er is ook sprake van een cultuurverschil. Nederlanders zeggen snel wat ze denken, maar in sommige culturen knikken mensen beleefd als ze je eigenlijk niet begrijpen.’ Viji lacht. ‘Ik zei ook elke keer sorry tegen Janke als ik het niet snapte. Ze heeft me geleerd dat dat echt niet hoeft.’
Ook Janke haalt veel uit haar vrijwilligerswerk. ‘Het is fijn om te kunnen doen. Ik gun iedereen alles wat ik zelf heb, maar om je plek te vinden in de maatschappij heb je taal nodig; voor je weg in de winkel, voor je werk, voor sociaal contact… alles. Het is geweldig om mensen daarmee op weg te helpen en samen plezier te maken. Als het dan ook nog lukt, ben ik net zo trots als zij.’